Wendbaarheid heeft te maken met hoe flexibel we zijn in onze begroting en bedrijfsvoering om snel te kunnen inspelen op de actualiteit.
6.1 Schuldpositie, vreemd vermogen
6.1 Netto schuldquote
De netto schuldquote vergelijkt de leningen van de gemeente (met aftrek van de geldelijke bezittingen) met de totale baten van de begroting. Daarnaast presenteren we ook de schuldquote gecorrigeerd voor de leningen die de gemeente heeft uitstaan (deze middelen vloeien immers op termijn terug).
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting 2021 (1) | Begroting 2022 | MJR | MJR | MJR |
---|---|---|---|---|---|---|
Netto schuldquote | 50,7% | 84,9% | 90,8% | 89,1% | 102,7% | 106,9% |
(1) Het percentage voor 2021 is ontleend aan de vastgestelde Programmabegroting 2021. De percentages voor 2022 tot en met 2025 zijn berekend op basis van de geprognosticeerde balans elders in deze begroting.
Stand van zaken
De gemeente heeft intern als doelstelling bepaald dat de netto schuldquote onder de 100% moet blijven. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de schuldquote vanaf 2024 zou worden overschreden. Er wordt op gewezen dat de ervaringen uitwijzen dat de schuldontwikkeling doorgaans achterblijft bij de verwachtingen, onder andere vanwege positievere rekeningresultaten en een lager realisatieniveau met betrekking tot investeringen.
De schuldtoename blijkt ook uit de berekening van de EMU-tekorten (zie overzicht EMU-saldo ) en uit de geprognosticeerde balans elders in deze programmabegroting.
6.2 Netto schuldquote inclusief verstrekte leningen
De netto schuldquote vergelijkt de leningen van de gemeente (met aftrek van de geldelijke bezittingen) met de totale baten van de begroting. Daarnaast presenteren we ook de schuldquote gecorrigeerd voor de leningen die de gemeente heeft uitstaan (deze middelen vloeien immers op termijn terug).
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting 2021 (1) | Begroting 2022 | MJR | MJR | MJR |
---|---|---|---|---|---|---|
Netto schuldquote | 50,7% | 84,9% | 90,8% | 89,1% | 102,7% | 106,9% |
Af: uitleenquote | -2,0% | -2,5% | -2,4% | -2,0% | -2,0% | -1,9% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 48,7% | 82,4% | 88,4% | 87,1% | 100,7% | 105,0% |
(1) De percentages voor 2021 zijn ontleend aan de vastgestelde Programmabegroting 2021. De percentages voor 2022 tot en met 2025 zijn berekend op basis van de geprognosticeerde balans elders in deze begroting.
7. Renterisiconorm
Bij het bepalen van de looptijd van de geldleningen die we aantrekken houden we rekening met de interne renterisiconorm. De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering van langlopende geldleningen te beheersen en om dus te zorgen voor goede spreiding van looptijden van leningen. Voor de interne renterisiconorm is bepaald dat de netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger mogen zijn dan 10% van de restantschuld van de lopende leningenportefeuille.
Het is van belang dat renteherzieningen en aflossingen in de tijd gespreid zijn, dit om overmatige afhankelijkheid van de marktrente in een bepaald jaar te voorkomen.
x € 1.000.000 | ||||||
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting 2021 (1) | Begroting 2022 | MJR | MJR | MJR |
Langlopende leningen op 1 januari | 878 | 946 | 1.000 | 1.242 | 1.296 | 1.409 |
Aflossingen | 90 | 75 | 70 | 70 | 75 | 95 |
Maatstaf Utrecht (max. 10% van leningenportefeuille | < 87,8 | < 94,6 | < 100,0 | < 124,2 | < 129,6 | < 140,9 |
(1) De bedragen voor 2021 zijn ontleend aan de vastgestelde Programmabegroting 2021. De langlopende leningbedragen voor 2022 tot en met 2025 zijn ontleend aan de geprognosticeerde balans elders in deze begroting.
Stand van zaken
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemeente de komende jaren naar verwachting ruim binnen haar eigen renterisiconorm opereert.
De interne norm ligt veel lager dan de wettelijke norm. Op grond van de wettelijke norm zou het renterisico in 2022 circa 298 miljoen euro mogen bedragen, dit zoals berekend in tabel 7 van de Financieringsparagraaf . Dit betekent dat de gemeente voor zichzelf een strengere norm hanteert dan wettelijk toegestaan zou zijn.
8. Rentedruk
De rentedruk geeft het aandeel van de netto rentelasten op de totale exploitatielasten (voor mutaties aan reserves) weer.
x € 1.000.000 | ||||||
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting 2021 (1) | Begroting 2022 | MJR | MJR | MJR |
Netto rentelasten | 21,618 | 21,315 | 21,615 | 20,960 | 20,036 | 20,036 |
Totaal lasten (vóór reserves) | 1.623 | 1.537 | 1.506 | 1.573 | 1.466 | 1.448 |
Aandeel rentelasten | 1,3% | 1,4% | 1,4% | 1,3% | 1,4% | 1,4% |
(1) De bedragen en het percentage voor 2021 zijn ontleend aan de vastgestelde Programmabegroting 2021.
Stand van zaken
De intern bepaalde maatstaf is dat de rentelasten maximaal 4% van de totale begrotingslasten mogen uitmaken. Uit bovenstaande tabel blijkt dat daaraan ruimschoots wordt voldaan.
9. EMU referentienorm
Het doel van de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij doorvertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk. Deze macro EMU-norm is voor de periode 2019 tot en met 2022 vastgesteld op -0,4 procent van het BBP per jaar. Het aandeel van gemeenten hierin bedraagt -0,27 procent en wordt per individuele gemeente verdeeld op basis van het begrotingstotaal. Vanuit die laatste waarde wordt naar rato van begrotingstotaal per gemeente indicatief berekend wat haar portie tekort zou mogen zijn, de zogenoemde individuele EMU-referentiewaarde.
x € 1.000.000 | ||||||
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting | Begroting 2022 | MJR | MJR | MJR |
EMU-saldo: berekend tekort | - | 183,9 | 243,2 | 59,2 | 108,1 | 43,1 |
EMU-saldo: berekend overschot | 15,2 | - | - | - | - | - |
Individuele referentiewaarde c.q. indicatief maximaal toegestaan tekort Utrecht op basis van macronorm | 55,0 | 55,0 | 59,0 | 59,0 | 59,0 | 59,0 |
(1) De bedragen voor 2021 zijn ontleend aan de vastgestelde Programmabegroting 2021. De voor 2022 en 2023 berekende EMU-saldi zijn ontleend aan de geactualiseerde EMU-prognose elders in deze begroting. De EMU-saldi 2024 en 2025 zijn berekend aan de hand van de geprognosticeerde balans elders in deze begroting.
Stand van zaken
Op basis van de geactualiseerde EMU-prognose zal gemeente Utrecht in 2022 en in 2024 de geschatte referentiewaarde ruim overschrijden. Forse geraamde uitgaven voor investeringen spelen een belangrijke rol bij deze uitkomsten. Voor 2023 wordt een tekort verwacht rond het niveau van de referentiewaarde. Ook voor 2025 wordt weliswaar een tekort voorzien, maar dit ligt binnen de referentiewaarde.
De verwachte uitkomsten voor Utrecht zeggen niets over de te verwachten landelijke uitkomst op macroniveau.
10. Organisatieflexibiliteit
Het kengetal wordt bepaald aan de hand van het aandeel tijdelijke contracten inclusief inhuur in verhouding tot de werkelijke totale personele capaciteit.
Begroting jaar 2022 | Verslag 2020 | Begroting 2021 | Begroting 2022 |
---|---|---|---|
Stand peildatum: | 31-12-2020 | 30-06-2020 | 30-06-2021 |
Aandeel tijdelijke contracten | 20,0% | 19,8% | 22,7% |
11. Toereikendheid onderhoudsbudgetten kapitaalgoederen
Toereikende onderhoudsbudgetten zorgen ervoor dat wij als gemeente financieel in staat zijn om onze kapitaalgoederen op een aanvaardbaar niveau te onderhouden. Waar sprake is van oplopend achterstallig onderhoud geeft dit op termijn extra herstelkosten die de financiële wendbaarheid kunnen beperken. Het onderhoud van de kapitaalgoederen op basis van de actuele meerjaren onderhoudsprogramma’s lichten wij toe in de paragraaf 'Investeringen en onderhoud kapitaalgoederen' van deze programmabegroting. De meerjaren kadernota’s betreffen de Kaderbrief Vastgoed 2017 , het Meerjaren Perspectief Utrechts Vastgoed 2021 en de Nota Beheer Openbare Ruimte (2021);
Maatstaf
Als maatstaf hanteren we het criterium dat de bestaande budgetten voor de komende vier jaren toereikend zijn om de kapitaalgoederen op het door de gemeenteraad vastgestelde onderhoudsniveau te brengen of te houden conform de hiervoor genoemde kadernota’s. Voor Utrechts vastgoed hanteren wij de NEN 2767 normering, score 3: redelijk. Voor de openbare ruimte streven we naar economisch rationeel beheer, waarbij we voorrang geven aan het wegwerken van de meest prioritaire achterstand. Uitgangspunt is dat het totaal van de achterstand niet toeneemt. In 2022 zullen deze maatstaven opnieuw worden vastgesteld.
Stand van zaken Vastgoed
De begroting voor het onderhoud wordt gebaseerd op een meerjarenraming. Hieraan liggen Meerjarenonderhoudsplannen voor de panden (MJOP) ten grondslag. De MJOP’s worden periodiek bijgesteld door middel van inspecties. Jaarlijks zal aan het eind van het kalenderjaar een nieuwe tien jaren doorkijk worden gemaakt op basis van geactualiseerde MJOP's. Schommelingen in de uitgaven tussen jaren worden opgevangen door voorzieningen en reserves in het desbetreffende programma’s. Voor het programma Utrechts Vastgoed is dit toegelicht in een aparte raadsbrief (kenmerk 5652012 met datum 2 oktober 2018 en onderwerp 'Actualisatie onderhoudsprogramma’s vastgoed'). Uit de meerjarenraming (2021, doorkijk tien jaar) blijkt dat in de toekomst de onderhoudsmiddelen voor programma Utrechts vastgoed voor de langere termijn toereikend zullen zijn.Een piek in de uitgaven voor 2022 kunnen wel een knelpunt vormen omdat de voorziening daarvoor onvoldoende middelen bevat.
Voor de programma’s Sport en Bereikbaarheid is het budget voldoende voor de komende vier jaar.
Wel moeten in de komende jaren werkzaamheden opnieuw aanbesteed worden in een periode van economische hoogconjunctuur. Dit kan prijsopdrijvend werken.
Stand van zaken kapitaalgoederen in de openbare ruimte
Op basis van een in 2018 in gang gezette actualisatie van de beheersystematiek en de uit te voeren inspecties stellen we een nieuwe raming op van de omvang van achterstallig onderhoud. Hierbij betrekken we de gewijzigde landelijke regelgeving conform de wet BBV met betrekking tot het achterstallig onderhoud en bekijken we ook hoe andere gemeenten hiermee omgaan. Tegelijkertijd actualiseren we de daarbij behorende beheerplannen. Op basis van de opgestelde beheerplannen verkrijgen we een actueel inzicht in de totale financiële behoefte voor de komende jaren en kunnen we een financiële strategie ontwikkelen om de begroting duurzaam te maken. Dit is opgenomen in de Nota Beheer Openbare Ruimte (2021).
Sturingsmogelijkheden Vastgoed
Om het vastgoed op het door de Raad vastgestelde conditieniveau te kunnen onderhouden is een meerjarige planmatig onderhoudsprognose noodzakelijk. Zoals hiervoor al genoemd hebben we deze prognose voor nagenoeg al het gemeentelijk vastgoed. Naast deze normering is er een ambitie voor verduurzaming van het gemeentelijk vastgoed.
In de Raadsbrief Versnellingsopgave Energieneutraal Kernvastgoed hebben wij toegelicht welke verduurzamingsstrategieën wij volgen aan de hand van verschillende bouwjaarklassen.
Bij duurzaamheidsprojecten sturen wij aan op natuurlijke investerings- en onderhoudsmomenten: Wanneer er vanuit het onderhoudsbudget in een korte tijdsperiode veel geïnvesteerd moet worden, doet zich een natuurlijk vervangings- of vernieuwingsmoment voor. Door deze momenten efficiënt te benutten en te integreren in duurzaamheidsprojecten wordt het mogelijk om de onrendabele top aanzienlijk te verlagen. Daarnaast zetten we bij kleinschalige onderhoudsmomenten in op het budget neutraal vervangen van verouderde techniek door slimme en zuinige alternatieven.
Sturingsmogelijkheden kapitaalgoederen in de openbare ruimte
Bij onze aanpak in de openbare ruimte staan veiligheid, bereikbaarheid van de stad en het economisch belang altijd voorop. Door technische beheersystemen en inspecties waarbij wordt bezien of nog wordt voldaan aan de normen van wet- en regelgeving weten we wanneer onderhoud noodzakelijk is. Op het moment actualiseren we de beheersystematiek en de beheerplannen, die de basis vormen voor de nieuwe Nota Beheer openbare ruimte 2021-2024.
12.1 Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Utrecht zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren. De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden van de gemeente in enig jaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het voorafgaande jaar en uit te drukken in een percentage.
Belastingcapaciteit Utrecht (BBV) | Verslag | Begroting | Begroting |
---|---|---|---|
Onroerendezaakbelasting | 258 | 259 | 299 |
Rioolheffing | 222 | 228 | 228 |
Afvalstoffenheffing | 286 | 346 | 354 |
Af: heffingskorting | 0 | 0 | 0 |
Utrecht woonlasten meerpersoonshuishoudens | 766 | 833 | 881 |
Landelijk gemiddelde voorafgaand begrotingsjaar | 733 | 776 | 811 |
Belastingcapaciteit Utrecht | 104,5% | 107,3% | 108,6% |
12.2 Kengetal lokale lasten (bron COELO)
Het kengetal lokale lasten vergelijkt de Utrechtse lokale lasten met die van de 40 grootste (100.000+) gemeenten. Met de uitkomst wordt een rangorde aangegeven van duur naar goedkoop. Bij dit kengetal tellen gemeenten met een groot aantal inwoners zwaarder mee doordat wij uitgaan van het gewogen gemiddelde.
Kengetal lokale lasten (Bron: COELO) | Verslag | Begroting | Begroting |
---|---|---|---|
Plaats 36 grootste gemeenten | 24ste | 12de | nog niet gepubliceerd |